Daniël Vis: ‘Elke reactie is goed, behalve schouderophalen’
Dichter Daniël Vis werd dit jaar Nederlands kampioen Poetry Slam. In zijn rauwe gedichten mijdt hij metaforen en mooischrijverij. Er wordt vaak om zijn voordrachten gelachen, maar hij stopt er nooit expres een grap in. Alles kan voorgedragen worden, vindt hij. ‘Je mag best wat van het publiek vragen, als het maar met reden is. Er is niets erger dan iemand die moeilijk doet en niks zegt.’
Met een glas absint in de hand op een zolderkamer zitten, bij het schaarse licht van een kaars in een lege wijnfles. Dat was het beeld dat Daniël Vis (25) had bij het dichterschap, toen hij als puber zelf begon te schrijven. ‘Eigenlijk las ik nauwelijks poëzie,’ zegt hij, ‘maar ik kende wel dichters uit films over het fin de siècle. Baudelaire, De Quincy. Ze deden extreme dingen, op papier en in hun leven, dat sprak me aan.’
‘Kan zich prima alleen vermaken’
Hij groeide op in de Hoeksche Waard, een dorp in de buurt van Rotterdam. Lachend: ‘Niet de meest natuurlijke omgeving voor een groots en meeslepend bohemienbestaan.’ In een rapport van de basisschool schreef de juf: “Daniël kan zich prima alleen vermaken”. Die regel kreeg een plek in een van zijn gedichten. ‘Het is nogal een understatement. Ik was en ben graag op mezelf.’
‘Je gebruikt clichés waar Roland Holst niet mee zou wegkomen, zei een jurylid.
Toen hij filosofie ging studeren in Utrecht deed hij voor het eerst mee aan een voordrachtsavond van Poetry Slam. ‘Mijn manier van schrijven werd daar genadeloos afgestraft. ‘Je gebruikt clichés waar Roland Holst niet mee zou wegkomen,’ zei een jurylid. Daar had ik wat aan. Vrienden vinden het al gauw wel tof wat je doet, die strenge feedback activeerde me.’
Wat er staat betekent wat er staat
Sindsdien kijkt hij wel uit voor hij weer een cliché gebruikt. Vis schrijft beeldend en zonder flauwekul. ‘Wat er staat betekent wat er staat. Er is me wel eens oppervlakkigheid verweten. Maar de betekenis zit bij mij niet in metaforen, hij zit onder de tekst.’ Daarom komt de woordkeus nauw, zegt hij. ‘Mijn gedichten moeten zijn als foto’s of filmscènes, de woorden moeten precies het beeld oproepen dat ik wil weergeven.’
Je mag best wat van het publiek vragen, als het maar met reden is.
Dat hij met het voordragen van zijn werk dit jaar het NK Poetry Slam won, vindt hij een eer, maar hij is ook de eerste om het te relativeren. ‘Uiteindelijk wint degene waar het publiek het meest enthousiast over is. Toevallig was ik dat die avond. Ik ben geen performer met grote gebaren, van mezelf ben ik een droog figuur, dus ja, zo draag ik ook voor.’ Erkenning vindt hij fijn, maar het is ook prima als mensen zijn werk niks vinden. ‘Elke reactie anders dan schouderophalen is goed.’
Transgenders en marteling
Zijn werk is rauw. Er komen verslaafden en transgenders in voor en er wordt in gemarteld. ‘Het thema waar ik steeds op uitkom is de plek van het individu in het grote sociale spel dat iedereen speelt. Botsingen tussen een mens en de rest van de wereld. Ik zoek de randen op van wat normaal of betamelijk gevonden wordt.’ Alles kan voorgedragen worden, vindt hij, ook meer ingewikkelde gedichten. ‘Je mag best wat van het publiek vragen, als het maar met reden is. Er is niets erger dan iemand die moeilijk doet en niks zegt.’
‘Het is toch fascinerend dat het mogelijk is je heel precies uit te drukken en tegelijk ambivalent te zijn?’
Draai om de oren
Hij mijdt mooischrijverij, voor neologismen en metaforen loopt hij niet warm. ’Mijn liefde voor taal komt voort uit wat ik ermee kán. Dat ik mijn gedachten kan overbrengen aan anderen. Het is toch fascinerend dat het mogelijk is je heel precies uit te drukken, en tegelijk ambivalent te zijn?’ Taal en humor verbinden zijn familie. Er werd veel gediscussieerd, met harde grappen. ‘Je mocht bij ons thuis alles zeggen, als je het maar in volzinnen deed. Dat is wel blijven hangen. Taalfouten storen me, en je ziet ze overal, ook op hoog niveau. Ik snap dat niet. Wij kregen thuis een draai om onze oren als we “het meisje die” zeiden.’
Vis is geen Baudelaire, weet hij. De kans dat er over honderd jaar films over hem worden gemaakt, is beperkt. Niet erg. ‘Als er nog eens een puisterige jongen van zeventien mijn bundels oppakt bij het toekomstige equivalent van De Slegte, en er een paar mooie nachten mee heeft, ben ik tevreden.’
- Daniël Vis, Crowdsurfen op laag water, Uitgeverij Prometheus, 2014
Een fragment uit Crowdsurfen op laag water
ik sta aan de straat voor ons huis
en zet een klappertjespistool tegen m’n hoofd.
de loop is dichtgemaakt met plastic.
ik ben bang voor de knal.
over 3 meter komt een buurvrouw
de hoek om
en ziet een zevenjarig jongetje
dat zich prima alleen kan vermaken.
Reactie toevoegen