Over kort geding en fijnstof
De grens tussen een woordgroep (los van elkaar geschreven woorden) en een samenstelling (als een geheel geschreven) is in theorie netjes te trekken. In de praktijk is het verschil soms erg klein. Het is daarbij aardig om te zien dat er soms ook een nationaal aspect meespeelt.
Dit is bijvoorbeeld het geval bij kort geding versus kortgeding en bij fijn stof versus fijnstof.
Kort geding of kortgeding?
Een versnelde civiele procedure waarin de rechter op een redelijk korte termijn uitspraak doet, noemt men in Nederland een kort geding. Deze woordgroep heeft een regulier meervoud korte gedingen. Daarnaast is er ook een meervoud kort gedingen, waaruit blijkt dat kort geding door de Nederlandse taalgebruiker niet als een gewone woordgroep, maar als een hechtere eenheid wordt beschouwd. In Vlaanderen wordt die eenheid zelfs uitgedrukt door het woord als een geheel te schrijven: kortgeding is er een veelgebruikte vorm, met kortgedingen als meervoud. Hierbij is ook de klemtoon verschoven. In de woordgroep ligt die op de laatste lettergreep (kort geding), terwijl die in de samenstelling op de eerste lettergreep is komen te liggen (kortgeding).
Fijn stof of fijnstof?
Bij fijn stof is ook zoiets gebeurd, maar dan net andersom. Fijn stof is een vorm van luchtvervuiling, die bestaat uit kleine in de lucht zwevende deeltjes. Hoewel een deel daarvan uit natuurlijk materiaal bestaat, is fijn stof toch slecht voor de gezondheid. Fijn stof heeft geen meervoud, maar wel verbogen vormen. Je kunt dus bijvoorbeeld zeggen dat de normen voor het fijne stof verstrengd moeten worden. Dat gebeurt dan ook in Vlaanderen, hoewel daar ook gesproken kan worden over het fijn stof van het naburig autoverkeer. De klemtoon ligt hier op de tweede lettergreep (fijn stof). In Nederland wordt de oorspronkelijke woordgroep nu over het algemeen aan elkaar geschreven als fijnstof en ook hier is de klemtoon naar de eerste lettergreep geschoven (fijnstof).
Het is de vraag of het ervan gaat komen dat binnen de genoemde paren een van de vormen zo dominant wordt dat de andere verdwijnt en zo ja, welke dat dan zal zijn. In de tussentijd zijn ze geen van beide fout en kunnen we hooguit constateren dat er zich in het Nederlands voortdurend nieuwe ontwikkelingen voordoen en dat die kunnen zorgen voor (subtiele) verschillen tussen Noord en Zuid. En dat hoort ook bij een levende taal.
Auteur Tanneke Schoonheim is voorzitter van de Spellingcommissie en hoofdredacteur Algemeen Nederlands Woordenboek bij het Instituut voor Nederlandse Lexicologie.
Reactie toevoegen