Taal in tijden van oorlog
Je kunt geen krant openslaan, geen nieuwsuitzending bekijken, of de gruwel slaat in je gezicht. Het lijkt wel of de vier hoeken van de wereld met opzet in brand zijn gestoken. En al blijft de gloed voornamelijk achter de horizon, toch springt er nu en dan een vonk tot in onze huiskamer. Ik hoef daar geen voorbeelden van te geven. Je vraagt je op zo’n moment af: hoe kunnen mensen dagelijks de volle hitte overleven?
Toen we voor onze rubriek Grenzeloos contact opnamen met Kirsten de Gelder, die Nederlands doceert in Kiev, konden we niet om deze vraag heen. Oekraïne is oorlogsgebied en toch zijn studenten daar bezig met de Nederlandse taal en cultuur. Ze lezen Annie MG Schmidt, ze maken toeristische filmpjes met Nederlandse tekst, ze onderhouden een Nederlandstalige website. Daarnaast werpen ze zich in felle politieke discussies, en als het nodig is gaan ze ook helpen in gaarkeukens en ziekenhuizen.
Het feit dat deze studenten, in de omstandigheden die we kennen, Nederlands willen leren om vooruit te komen in het leven, moeten we in de eerste plaats zien als een teken van hoop. Dat is elke studie, uiteraard. Maar een vreemde taal leren en onderhouden, is verbindingen leggen met het buitenland. Toeval is het niet, dat de studenten van Kiev een project uitwerken om toeristen uit Nederland en Vlaanderen wegwijs te maken in hun stad.
We mogen het lot van mensen die toevallig onze taal spreken in het buitenland natuurlijk niet méér ter harte nemen dan dat van anderstaligen. Daar is het mij niet om te doen. Maar een gemeenschappelijke taal is een uitnodiging tot inleving, tot solidariteit. Taal is bedoeld om mensen te verbinden met elkaar. Als de Taalunie daar ook toe kan bijdragen in landen waar de intermenselijke verbindingen zwaar op de proef worden gesteld, dan zullen we dat zeker doen.
Reactie toevoegen