Waarom echtgenoten minder praten dan collega’s
Waarom hoopte ik deze zomer in het vliegtuig naar Sint-Petersburg dat de twee mensen die naast me kwamen zitten een stel waren en geen collega’s? Ik wilde naar muziek luisteren via mijn krakkemikkige hoofdtelefoon, en gekwebbel komt in mijn beleving vaker van mensen die elkaar van kantoor kennen, dan van echtelieden. Maar waarom zou dat zo zijn?
Maar waarom kletsen collega’s dan zo véél? Die hoeven elkaar toch niet per se te versieren?
Ik moet iets preciezer zijn over de liefde. Gesprekstechnisch kent de gemiddelde liefde een zekere ontwikkeling. In de eerste fase is de voorraad spraakwater bijna even eindeloos als de hoeveelheid hormonen. Nooit praten mensen meer met elkaar dan wanneer ze verliefd zijn. Pas gaandeweg treedt over het algemeen grotere zwijgzaamheid in.
Taalacrobatiek
Over het waarom van de verhoogde praatlust tijdens de vroege fase heb ik een favoriete theorie, die ik ontleen aan de psycholoog Geoffrey Miller. Hij zegt dat menselijke taal biologisch sowieso als belangrijke functie heeft om te pronken met de grootte van je herseninhoud, om zo indruk te maken op de potentiële geliefde en daarmee je voortplantingskansen te verhogen. Zoals sommige mannetjesvogels bizarre liedjes zingen om een vrouwtje te krijgen, zo bedrijven mensenmannen én -vrouwen in de liefde taalacrobatiek. Alles om te laten zien hoe goed jouw genen hebben gezorgd voor een vol hersenpannetje. Zo kun je dus begrijpen dat mensen die met elkaar getrouwd zijn niet meer voortdurend met elkaar praten. Zij weten inmiddels wel hoe indrukwekkend veel hersencellen de ander heeft. Maar waarom kletsen collega’s dan zo véél? Die hoeven elkaar toch niet per se te versieren?
Veiligheid
Wetenschappelijk onderzoek over deze zo belangwekkende kwestie heb ik niet kunnen vinden. Ik moet het doen met het gevoel dat ik krijg als ik me voorstel dat ik uren naast een collega zit en niets zeg. Dat gevoel is niet dat ik die collega dan razendsnel het hof moet maken. Het is een gevoel van ongemak. Het is raar om vlak bij een goede bekende te zijn en niets te zeggen. De spreekdrang in die situatie heeft denk ik te maken met veiligheid. Wanneer je met iemand bent die je niet goed kent, weet je niet wat die ander denkt. Misschien is hij kwaad op je, en bezig een gelegenheid te vinden om je te belagen. Misschien denkt hij wel de naarste dingen over je en is hij zwijgend bezig je te haten.
De truc van de gedeelde aandacht is dan dus niet nodig.
Vreemden
Taal creëert volgens de Amerikaanse psycholoog Michael Tomasello ‘gedeelde aandacht’. Gesprekspartners zijn met hetzelfde bezig zolang ze met elkaar praten, ook al zijn dat ditjes en datjes die geen van hen wezenlijk interesseren. Ze weten dat de ander aan dezelfde onbenulligheden denkt als zijzelf. Ze zijn er daardoor iets zekerder van dat die ander geen moordaanslag op hen aan het beramen is. Toch ontstaat bij volslagen vreemden dat gevoel dan weer niet. Wanneer je naast een vreemde zit in het vliegtuig, moet je misschien wel even groeten, maar de meeste mensen voelen niet dat ze dan de hele vlucht van hier naar Sint-Petersburg met elkaar moeten kletsen. Ik vermoed dat je zo’n vreemde juist weer volkomen kunt negeren, en net kunt doen alsof hij er niet is, zodat je alle vreselijke dingen die hij aan het beramen is, ook kunt buitensluiten. De truc van de gedeelde aandacht is dan dus niet nodig.
Dit artikel verscheen eerder in het tijdschrift Onze Taal.
Leden van Onze Taal ontvangen niet alleen het tijdschrift tienmaal per jaar, maar krijgen ook gratis taaladvies per e-mail en kortingen op taaltrainingen. Lees hier meer informatie over lid worden.
Reactie toevoegen