Opzienbarende taalontdekkingen
‘Het topje van een ijsberg aan waanzinnig taalwetenschappelijk onderzoek, een ijsberg zo massief dat er wel honderd Titanics op stuk zouden lopen.’ Zo introduceren taalwetenschappers Sterre Leufkens en Marten van der Meulen (samen Milfje Meulskens) hun boekje Opzienbarende ontdekkingen over taal.
Het boekje komt voort uit hun populaire taalblog De Taalpassie van Milfje. ‘Het viel ons op dat mensen allerlei grote en vaak negatieve uitspraken deden over taal (‘Jongeren kunnen niet spellen’, ‘Onze taal verloedert!’ ‘Ik ben de baas van taal!’), zonder dat ze die uitspraken onderbouwden. Als ze dat wel hadden gedaan, bijvoorbeeld door wetenschappelijk onderzoek aan te halen, dan zouden ze er al snel achter komen dat die beweringen niet klopten’, verklaren zij hun passie.
Boe, stom, foei, weg
Met hun taalblog wilden zij het publiek beter bekend maken wat taalwetenschap allemaal ontdekt heeft: ‘Taalwetenschap is een zinderend onderzoeksgebied, waar ontdekkingen worden gedaan die voor de wetenschap en de maatschappij van groot belang kunnen zijn. We wilden mensen verder laten denken dan ‘ik zie een taalfout, boe stom foei weg’.
Met Opzienbarende ontdekkingen over taal doen ze daar nog een schepje bovenop. In vlot lezende hoofdstukken neemt Milfje Meulskens de lezers mee door dertig opmerkelijke taalonderzoeken met niet zelden verrassende uitkomsten. Een voorproefje van vier opzienbarende ontdekkingen.
Zo stoned als een garnaal
Hersencellen die zich met taal bezighouden, zitten aan de linkerkant van ons brein. De linkerhersenhelft is cruciaal voor taalverwerking, maar in sommige situaties is ‘rechts’ wel degelijk ook relevant. Als mensen bijvoorbeeld luisteren naar metaforen of ironie wordt het brein aan de rechterkant alert. Sommige groepen, vooral mensen voor wie taal moeilijk is, zoals mensen met dyslexie, autisme, tweedetaalleerders en stotteraars, gebruiken extra veel de rechterhersenhelft als ze naar taal luisteren. Taalpsychologen denken daarom dat mensen de rechterhersenhelft inschakelen als de linker het even niet aankan. Neem de metafoor zo stoned als een garnaal. Met de ‘gewone’ kennis van het Nederlands kan de linkerhersenhelft niets; garnalen zijn toch nooit stoned? De rechterhersenhelft geeft een alternatieve interpretatie; de taalgebruiker begrijpt daardoor dat het om een figuurlijk bedoelde overdrijving gaat.
Eén leven in ruil voor vijf?
Je staat op een voetgangersbrug over het spoor. Naast je staat een breedgeschouderde man. Op het spoor staan vijf mensen die daar niet vanaf kunnen. Er komt een zwaarbeladen wagon aan. De enige manier om het leven van de vijf mensen op het spoor te redden is de breedgeschouderde man van de brug op het spoor te duwen. Eén leven in ruil voor vijf. Wat doe je? Dat dilemma werd voorgelegd aan tweetaligen: mensen met Spaans als moedertaal en Engels als tweede taal en een groep Engelstaligen die op latere leeftijd Spaans hadden geleerd. Van de mensen die het dilemma in hun moedertaal lazen, gaf 20% aan dat ze de man van de brug zouden duwen. Van de mensen aan wie de kwestie werd voorgelegd in hun tweede taal, zou 44% de man van de brug duwen om de vijf mensen op het spoor te redden. De verschrikking van het doden van een mens weegt voor moedertaalsprekers zwaarder. Onderzoekers denken dat dat komt doordat de moedertaal sterker verbonden is met emoties. Ook uit ander onderzoek blijkt dat de moedertaal sterkere emoties oproept dan de tweede taal.
Beter ruiken met meer geurwoorden
Het Nederlands is een rijke taal, maar als het om geurwoorden gaat, is onze voorraad, verhoudingsgewijs, karig. De paar woorden die we hebben, geven geen beschrijving, maar een waardeoordeel: aromatisch, welriekend en geurig zijn positief; stinkend, muf en riekend negatief. We kunnen geuren wel beschrijven, maar we gebruiken daarvoor vergelijkingen, zoals bloemig, fris of nootachtig. Er zijn ook talen waarin geur duidelijker belangrijker is. Recentelijk zijn de geurwoorden onderzocht van twee talen uit Zuidoost-Azië, die heel veel basiswoorden hebben voor geuren. Zij kunnen geuren beschrijven in abstracte termen, bijvoorbeeld de geur van rook van een vuur, van een oud onderkomen en van vleermuispoep. Uit onderzoek blijkt dat mensen met meer woorden voor geuren ook beter zijn in ruiken.
Normfouten ‘minder erg’
Taalwetenschappers bestuderen vandaag de dag taalfouten in de taal om erachter te komen hoe ze ontstaan, niet om ze te verbeteren. Recent is onderzocht wat er in de hersenen gebeurt als er een normfout wordt gemaakt, een schending van de afspraak in de standaardtaal. Een normfout is geen grammaticale fout, die zinnen meestal onbegrijpelijk maakt. Een normfout is bijvoorbeeld Adele is knapper als Joan (in plaats van Adele is knapper dan Joan).Een grammaticale fout is Wie maakte een boek over jou indruk op. Het onderzoek onder Nederlandstalige proefpersonen, die de regels goed kenden en zichzelf taalpuristen vonden, toont aan dat normfouten qua verwerking tussen ‘goed’ en ‘grammaticale fout’ in zaten, dus ‘minder erg’ worden gevonden dan grammaticale fouten. Wat ook opviel: taalnormen en sociale normen lijken weinig met elkaar te maken hebben. Dat bleek toen de resultaten vergeleken werden met wat er in het hoofd gebeurt als een sociale norm wordt overtreden, zoals de reacties wanneer iemand voordringt in de rij.
Taalwetenschappers Sterre Leufkens (1986) en Marten van der Meulen (1985) publiceren als Milfje Meukens het taalblog De Taalpassie van Milfje.
Opzienbarende ontdekkingen over taal is verkrijgbaar via de reguliere (online)boekhandel en in de Van Dale-webwinkel. € 12,50 | ISBN: 9789460773280 | ISBN e-book: 9789460773297 (€ 7,99).
Reactie toevoegen