'Teksten mogen best een beetje pijn doen'
Zangeres Roos Rebergen van de band Roosbeef schrijft niet alleen liedjes, maar ook verhalen. Een gesprek over haar liefde voor lezen en het belang van teksten met een knipoog. 'Een liedje mag een zwaar onderwerp hebben, maar er moet wel hoop in zitten.'
‘Een bevrijding’, vindt Roos Rebergen het, dat ze tegenwoordig ook verhalen schrijft. ‘Een lied is kort, het moet de luisteraar meteen raken. Wat niet in de melodie past, haal ik eruit. Bij verhalen heb ik veel meer ruimte.’ In het voorjaar komt haar eerste boek uit: Ik ben al 11 jaar geen 16 meer, een verzameling verhalen en gedichten.
Haar verhalen zijn persoonlijk, net als haar liedjes. ‘Tussen je twintigste en dertigste gebeurt er veel in je leven. De eerste, tweede en derde grote liefde, de eerste keer dat er iemand doodgaat die dicht bij je staat.’ Haar moeder raadde haar het dagboek van Etty Hillesum aan. ‘Ik denk dat elke jonge vrouw bij dat boek het gevoel zal hebben: wauw, dat gaat over mij. Hillesum schreef haar dagboek tijdens de oorlog, maar die speelt geen grote rol in het verhaal. Het gaat vooral over de liefde.’ Ze was verbaasd dat ze het boek zo mooi vond. ‘Ik dacht altijd dat ik niet de concentratie had voor lezen. En ik heb een hekel aan uitvoerige beschrijvingen van hoe het licht valt, dat soort dingen. Net zoals bij muziek vind ik sommige boeken mooi, andere vreselijk.’
Ça va
Drie jaar geleden verhuisde Rebergen van Utrecht naar Antwerpen. Er is nog geen Vlaams accent in haar Nederlands geslopen, maar ze merkt dat haar taal verandert.'Ça va, zeg ik tegenwoordig. Dat kun je voor alles gebruiken: "het is oké", "het gaat goed", maar ook "laat maar". In België ontdekte ze varianten van het Nederlands die ze nog niet kende. 'Van plat Antwerps ben ik niet zo gecharmeerd, maar Gents en Westvlaams vind ik heel mooi. Bijvoorbeeld in de liedjes van Flip Kowlier. Zijn nummer Welgemeende begint met "Waarom benk ik zuo dikke. En ziej hie graetemager" – waarom ben ik zo dik en jij graatmager. Een geweldig begin van een lied.’
Van jongs af aan houdt Rebergen van muziek. Ze was een jaar of tien toen ze de muziek van André Manuel ontdekte. Ze haalt een stukje uit zijn lied Junkie aan:
Ik ben een junkie van de taal
en verslaafd aan het woord
Ik pers het bloed uit mijn vingers
Spuit mijn armen vol inkt
Ik raas de taal door mijn lichaam
Totdat het lekker klinkt
‘Ik vind het mooi dat de woorden in zijn teksten soms pijn doen. Woorden moeten klinken alsof ze er toe doen.’ Dat kenmerkt de muziek die ze goed vindt, zegt ze: het hoeft niet ingewikkeld te zijn, eenvoudig is goed genoeg. ‘Ik hou van simpel. Maar je moet het geloven als je het hoort. Er moet noodzaak in zitten. André Hazes, Maarten van Roozendaal, Bob Dylan, je hoort bij hen dat ze zingen omdat het eruit moet.’
Jeugdheld
Het meisje dat zo graag naar André Manuel luisterde, is nu een vrouw van 27 en neemt binnenkort een cd met haar jeugdheld op. 'In het begin zat ik zenuwachtig te giechelen. Schrijven is heel persoonlijk, je moet het eerste wat je denkt op papier durven gooien. André gaat gewoon zitten en begint.’
Opvallend aan Rebergens teksten is de humor. Jij vindt de structuur van een rauwe champignon niet lekker / Ik denk dat we niet kunnen trouwen (Uit: ‘Iets te veel wij(n)’). ‘Dat gaat vanzelf’, zegt ze, ‘hoe ik praat en hoe ik schrijf ligt dicht bij elkaar.’ Bovendien: grapjes hebben een functie. ‘Een liedje mag best een zwaar onderwerp hebben, maar er moet wel hoop in zitten. Door humor verdrink ik er niet in.’
Roos Rebergen (1988) woont in Antwerpen. Ze richtte in 2003 de band Roosbeef op. Twee jaar later won ze de Grote Prijs van Nederland in de categorie singer-songwriter. In 2008 kwam het eerste album van de band Roosbeef uit: Ze willen wel je hond aaien maar niet met je praten. Haar laatste album heet Kalf.
Reactie toevoegen